Sintengeloof
Soms is het wat zoeken in de eerlijkheid die ik toepas in mijn opvoeding. Zo ook bij het fenomeen Sinterklaas. Zonder twijfel één van mijn idolen. Natuurlijk ben ik op de hoogte van het feit dat ik zelf de goedheilig man een handje toesteek tijdens de bewuste nacht, maar ik, en met uitbreiding mijn hele gezin, ben grote fan van het hele gebeuren.
Ik was dan ook een beetje teleurgesteld toen kind 1 in de zomer de ware toedracht kreeg te horen van zijn vriend. Die had net de feiten ontdekt en voelde een ventilatiedrang. Zoonlief had zich voordien nooit vragen gesteld. De Sint bracht cadeaus. Hoera. En dat was dat.
En plots, zonder voorafgaande zelfreflectie, kende hij de ware identiteit van deze gratuite pakjesleverancier. Althans, dat denk je dan als moeder als je hoort dat een vriend hem dit letterlijk heeft verteld. Toen ik mijn zoon vroeg of hij het erg vond, had hij het pas écht door. Een licht verdriet overviel hem wat hij meteen stoer wegstak.
Zijn leeftijd leek me een verzachtende omstandigheid. Als 8-jarige ben je klaar om dit een plaats te geven. Moeilijker was het bij zijn 6-jarige zus die bij de bekentenis van de vriend aanwezig was.
Zij zat al geruime tijd in de kritische vragenfase. Dat we geen schouw hebben, riep bijvoorbeeld vragen op. En of Piet nog wel goed op het dak kan lopen na al die pintjes. En wat de Sint zoal deed in de zomer.
Ik wist oprecht niet hoe ermee om te gaan. Moest ik liegen om de leugen terug tot leven te brengen? Of moest ik me neerleggen bij het feit dat ze op die jonge leeftijd met de harde waarheid moest leren omgaan.
De grootste crisis van deze fase was wellicht haar eerste Sintenervaring op school. Weken had ze er naar uitgekeken. Ze was lid van het koortje om Hem te ontvangen en sliep niet tot de hoogdag eindelijk daar was. Maar na afloop weende ze tranen met tuiten. “De Sint is gewoon de juf.” Zwaar ontgoocheld in de school, dat die een nepsint had uitgenodigd.
Maar geen enkele vraag, en al zeker geen enkel antwoord, tastte haar geloof aan.
En nu kwam de Sint bij de vriend van de broer in één adem aan bod met mama’s en papa’s. Voor het eerst wankelde haar onaantastbaar geloof. Ik wist oprecht niet hoe ermee om te gaan. Moest ik liegen om de leugen terug tot leven te brengen? Of moest ik me neerleggen bij het feit dat ze op die jonge leeftijd met de harde waarheid moest leren omgaan.
“Gaan jullie dan ’s nachts naar de winkel?”, vroeg ze plots. Ik haalde opgelucht adem. Een beetje magie was er nog.
De maanden erna kwam het euvel niet meer ter sprake. Tot begin september. Toen de Sintmagie, ruimschoots op tijd, terug kwam opduiken in de supermarkten. Ons grote idool kwam stilaan terug in haar leven. Ze begon tekeningen te maken. En vragen te stellen. Hoeveel nachten er nog geslapen moest worden. Dat hij een pop moest brengen. Of toch niet.
En nog eens hoeveel nachtjes het slapen was. Toen het duidelijk werd dat het er nog heel veel waren, veranderde ze de vraag in wanneer hij zou aankomen met zijn boot. Dat waren er een pak minder, want die goede Sint komt goed op tijd.
Haar onaantastbaar geloof is weer terug van weggeweest. De Sintmagie zegeviert weer. “Wie denk je dat de Sint is, mama en papa of de echte?”, vroeg ze aan haar broer. Die twijfelde geen seconde. “De echte, natuurlijk.” “Daar ben ik ook zeker van”, bevestigde ze. Ik durf geen van beiden te vragen of ze zich de getuigenis van de vriend van de broer nog herinneren. Wie wil er nu geen Sintenmagie in huis …
Reactie toevoegen