Samen voor respectvolle geboortes (le coeur a marée basse)
Obstetrisch geweld is een moeilijk thema - pijnlijk voor alle betrokkenen - dat grote weerstand oproept. Het is niet verwonderlijk dat zorgverleners, die hun best doen in vaak moeilijke omstandigheden, niet zelden steigeren bij een straffe term als 'geweld'. Geboorte zit in onze collectieve beeldvorming gebeiteld als een dramatisch moment waarbij artsen vliegensvlug en op leven en dood moeten handelen. Ook al is dat gelukkig maar heel zelden het geval, de maatschappelijke consensus gaat uit van doctor knows best. Onze geboortecultuur legt - terecht - de nadruk op de hoogstaande zorg in Vlaanderen, de expertise van zorgverleners en de beste intenties waarmee ze hun inspanningen leveren.
Toch liggen onze geboortepraktijken – dus ook in hoogtechnologische Westerse kraamklinieken - steeds meer onder de kritische loep van wetenschappers en organisaties als de WHO en de Europese Commissie. Tot 1 op de 3 ouders ervaart een eerste bevalling immers als traumatisch. De mogelijke gevolgen van geboortetrauma voor het hele gezin zijn niet min: langdurige psychologische klachten, een verstoorde hechting met de baby, relatieproblemen … Onderzoek wijst uit dat de manier waarop de zorg en de communicatie verliep, vaak een belangrijkere factor is dan het precieze verloop van de bevalling. Dat wil zeggen dat een heftige bevalling met veel ingrepen mits goede begeleiding geen trauma hoeft achter te laten maar dat een schijnbaar vlotte baring heel anders ervaren kan worden als een zwangere niet goed ondersteund of gehoord wordt. Om de doelstelling 'een gezonde baby en een gezonde moeder' te behalen, blijkt inspraak voor veel zwangeren van fundamenteel belang.
We bekijken deze kwestie best vanuit een rechtenkader. Zwangeren hebben - zoals genoteerd in de wet op de patiëntenrechten en de mensenrechten - recht op kwalitatieve zorg die zich zoveel mogelijk aanpast aan de noden van het individu. Ze hebben daarnaast het fundamentele recht om zelf te beslissen over de eigen behandeling en die van de baby die ze dragen, want het is hun lichaam. Dat wil zeggen dat ze recht hebben om op basis van volledige informatie over de voordelen, nadelen en alternatieven in te stemmen met voorgestelde behandelingen of deze te weigeren. Toch staat dit recht in de praktijk vaak onder druk. Efficiëntiestreven, ziekenhuisprotocollen, risicodenken en medicolegale druk bemoeilijken de dialoog tussen zwangeren en hun zorgverleners. Een gynaecoloog die op een voormiddag een resem patiënten moet zien of een ziekenhuisvroedvrouw die ‘s nachts van de ene naar de arbeidskamer moet rennen hebben weinig ruimte om lange gesprekken te voeren over individuele noden. Om de rechten van zwangeren te garanderen is een structurele omwenteling nodig in het geboortelandschap, het beleid en de infrastructuur, die zorgverleners de ruimte geeft om hen individuele zorg te geven.
Het is niet de verantwoordelijkheid van zwangeren om deze macro-verandering op gang te trekken, maar hoe kunnen rechten zich vandaag al vertalen naar de micro-praktijk? Ten eerste is het belangrijk dat je als zwangere kan kiezen voor een zorgverlener waar je je goed bij voelt en die op dezelfde golflengte zit. Wat mensen nodig hebben is heel persoonlijk en kan enorm verschillen. Verder is het belangrijk dat je toegang hebt tot kwalitatieve prenatale informatie als je die wenst zodat je je een beeld kan vormen van hoe een geboorte kan verlopen. Vervolgens is het een goed idee om te bedenken wat je nodig hebt als je pijn hebt, hoe het voelt als mensen je aanraken en naar je kijken,… Een bevalling is een onvoorspelbaar proces, dus het is vervolgens een goed idee om te bedenken wat er voor jou belangrijk is in verschillende scenario’s, ook die bevalling waar je misschien niet op zit te wachten. Wat heb je nodig als bijvoorbeeld een inleiding of een keizersnede een mogelijkheid wordt? Hoe wil je geïnformeerd worden? Hoe wil je betrokken worden? Welke rol neemt je geboortepartner op? Bij de uitwisseling met je arts en/ of vroedvrouw kan je samen gebruik maken van de BRAINS-methode. Deze zes vragen moedigen aan om samen te bekijken wat de bedoeling, de mogelijke nadelen en alternatieven (waaronder ook afwachten en niet handelen) zijn voor elke voorgestelde behandeling. En, cruciaal: wat zowel zwangere als zorgverlener hierbij voelen. De bedoeling is om tot een open communicatie te komen waarbij zwangeren zich veilig voelen om uit te drukken wat ze nodig hebben en zorgverleners kunnen aangeven waarbij ze zich comfortabel voelen en waarbij niet. Als zwangeren van het gangbare zorgpad willen afwijken is het niet verwonderlijk dat zorgverleners zich daar ongemakkelijk bij voelen, maar liefst kan je dan samen de reële cijfers bespreken en het gesprek niet beëindigen door te schermen risico’s of “dat doen we altijd”. In de dialoog vind je zo hopelijk het vertrouwen en een compromis te kunnen vinden waar iedereen zich goed bij voelt.
Lees meer van Noëmi op https://lecoeuramareebasse.blog/ |