En toen wilde hij voetballen - deel 1
Soms moet je als moeder eens toegeven. Niet evident. Zeker als zware principes daarmee worden geschonden. Zo is kind 1 een voetballer geworden. Voor het 3de jaar op rij.
Ik zal het niet snel vergeten, het moment waarop mijn zoon aangaf het voetbal eens te willen proberen. We hadden al een resem aan hobbymogelijkheden voorgesteld. Maar hij vond een hobby niet zo noodzakelijk.
Ik worstelde daarmee.
Werkelijk alle andere kinderen van zijn leeftijd hadden minstens 15 hobby’s per week. En mijn kind had er geen. Ik werd buitengesloten van de schoolpoortgesprekken over het toch o zo veel over en weer moeten rijden als ouder. “Ik deed het als kind ook niet graag.” “Je mag een kind niet pushen.” “Wat fijn dat we als ouder geen taxi zijn.” Zo troostte ik mezelf.
Achter mijn rug probeerde mijn man over voetbal te beginnen. Keer op keer wist ik het van tafel te vegen. 2 trainingen per week én een match. No way. Met andere moekes aan de kant uitgebreide gesprekken voeren over huishoudelijke procedures. Helemaal no way. Maar het kind wilde eens gaan. En hij vond het leuk. En hij wilde nog eens gaan.
Voet. Bal. Dat spel waar je gewoon achter een rond ding loopt. En het gewichtiger maakt door moeilijke termen te gebruiken. Vastzetten. Open trekken. Vooruit vliegen. Breed gaan. En iets met flanken.
Mijn zoon had zijn ding gevonden: voetbal.
Voet. Bal. Dat spel waar je gewoon achter een rond ding loopt. En het gewichtiger maakt door moeilijke termen te gebruiken. Vastzetten. Open trekken. Vooruit vliegen. Breed gaan. En iets met flanken.
Maar hij genoot ervan. Keek ernaar uit. Rende zich te pletter op het veld. Amuseerde zich met de andere jongens. Ik kon niet anders dan mijn antivoetbal-denkkader bij te stellen. Het weekendschema dat nu bepaald wordt door zijn match, mijn kind dat een competitieve inslag blijkt te hebben, de zware strijd om voetbalsokken aan te krijgen die net gewassen zijn …
Ik moest het aanvaarden. Het vroeg tijd. Veel tijd. Maar het lukte.
Gaandeweg kwamen ook de voordelen naar boven drijven. 2 keer per week heb ik halve rust met 1 kind. Bijna 2 uur. En met wat geluk heb ik een halve dag dubbele rust in het weekend. Meestal gaat manlief naar de match – het is tenslotte zijn schuld – en hij neemt kind 2 wel eens mee. En elke keer krijg ik een goedgezind kind 1 terug. Dat vrolijk zegt dat het 30-1 was. Voor de anderen. Al daalt die laatste vrolijkheid wel met de jaren.
Mijn kind gaat sjotten in een club. Wel 3 keer per week. En daarnaast ook nog eens 53 keer per dag op school en in de tuin (de living is verboden sjotterrein geworden na enkele incidenten). En ik vind het helemaal prima.
Reactie toevoegen