Stadsplanning is ook een vrouwenzaak
We zijn er ons niet altijd van bewust, maar hoe we ons in de publieke ruimte bewegen en ons erin verplaatsen voor dagdagelijkse activiteiten, wordt grotendeels voor ons bepaald. De inrichting van onze leefomgeving, onze steden, wegen en openbaar vervoer beïnvloedt namelijk hoe we die ruimte gebruiken. Hoe een park is ingedeeld, stuurt bijvoorbeeld in grote mate wie daar komt en wat mensen er wel of niet doen. En dat kan dan weer een grote invloed hebben op onze bewegingsvrijheid en ons fysiek en mentaal welzijn. Want we zien dat bij stadsplanning meestal niet voldoende rekening wordt gehouden met de noden van vrouwen.
Gender en de publieke ruimte
Dat stadsplanning en -ontwikkeling nog steeds vooral vanuit mannelijke bril wordt bekeken, heeft een historisch gegroeide reden. Net zoals zoveel andere rechten was toegang tot de publieke ruimte eeuwenlang voorbehouden aan mannen. Vrouwen uit de hogere klassen werden niet geacht zich op straat te begeven, dus ze bleven thuis en deelden binnenskamers de lakens uit, aan het personeel weliswaar. Arbeidersvrouwen hadden die luxe niet en moesten zich wel verplaatsen, maar vanuit hun lage positie op de sociale ladder konden ze geen zeggenschap uitoefenen op het publieke domein.
Dit had tot gevolg dat de inrichting van straten, pleinen, parken en publieke gebouwen in de 19de eeuw volledig werd uitgedacht voor en door mannen. Stedenbouwkundig architect en stadsplanner waren zelfs tot diep in de jaren 1970 bijna uitsluitend mannelijke beroepen, en dus is de stedelijke omgeving en de publieke ruimte waar we vandaag in leven veel beter op de man afgestemd. Door zichzelf als maatstaf voor alles te nemen, hielden deze mannen simpelweg geen rekening met de leefwereld en noden van vrouwen. Dat heeft tot gevolg dat genderverschillen en –ongelijkheden niet alleen worden bevestigd, maar ook nog worden versterkt in de publieke ruimte. Want als je bijvoorbeeld nooit vrouwen ziet op het slecht verlichte stadsplein of op pakweg een afgelegen fietssnelweg, zal je je daar als vrouw niet meteen welkom (of veilig) voelen, en blijf je er misschien liever weg. Zelfs symbolisch zijn vrouwen nog extreem ondervertegenwoordigd in het straatbeeld: in Vlaamse steden zijn maar liefst 85% van de straten of pleinen die de naam van een persoon dragen, naar een man genoemd.
De link tussen gender en de fysieke publieke ruimte werd pas gelegd tijdens de tweede feministische golf in de jaren ’60 tot ’80. Hoewel de gemiddelde moderne urban planner intussen al veel vaker vrouw is, en er steeds meer vrouwen afstuderen in de richtingen architectuur en stedenbouw, wordt stadsplanning en –ontwikkeling nog vaak gedomineerd door witte mannen van middelbare leeftijd. Tot nu toe waren bijvoorbeeld alle 6 Vlaams bouwmeesters mannen, en ook in Brussel, Gent en Antwerpen kleurt het lijstje van ‘stadsbouwmeesters’ 100% mannelijk. We kunnen niet naast het risico kijken dat we daarmee met een heel eng perspectief op de inrichting van onze steden en publieke ruimte blijven zitten. Wie zorgt ervoor dat de andere 50% gehoord en gezien wordt?
Jong geleerd …
De genderdiscriminatie in de fysieke publieke ruimte begint al op jonge leeftijd. Expertisecentrum Kind & Samenleving doet elk decennium een groot onderzoek naar het buitenspeelgedrag van kinderen. Buitenspelen in de eigen buurt is van onvervangbare waarde: kinderen gaan op ontdekking in hun buurt en worden uitgedaagd om hun creativiteit en fantasie te gebruiken. Ze ontwikkelen er sociale vaardigheden, leren assertief te zijn en bouwen aan hun zelfvertrouwen. Kinderen die buitenspelen slapen beter, ontwikkelen een sterkere motoriek en fysieke conditie. De resultaten van het onderzoek uit 2019 zijn dan ook schokkend: van elke 100 getelde buitenspelende kinderen waren er maar 37 meisjes. Vooral in de leeftijdscategorieën 9 tot 11 jaar en 12 tot 14 jaar is het genderonevenwicht bijzonder groot: respectievelijk slechts 27% en 34% meisjes. Sportvelden bleken echte ‘jongensplekken’ te zijn: amper 15% van de kinderen daar waren meisjes. Terwijl ze evenveel aan klauteren en klimmen, schommelen en evenwichtsoefeningen doen als jongens, nemen meisjes veel minder deel aan spelletjes die aan een set regels gebonden zijn. Ze vertonen vaker ‘sociaal spel’ in kleinere groepjes.
Meisjes hebben dus veel diversere, meer gemengde recreatiezones nodig waarvan de functie niet op voorhand strikt afgebakend is. Toch tonen studies aan dat de budgetten voor de inrichting van speelplekken in de openbare ruimte nog steeds grotendeels naar voetbalpleintjes, basketbalvelden en skateparken gaan. Planners gaan er verkeerdelijk van uit dat ze ‘neutrale speelplekken’ ontwerpen, terwijl ze in werkelijkheid onze leefomgeving zo inrichten dat die ongeveer de helft van de potentiële gebruikers al bij voorbaat uitsluit. Deze eerste kennismaking van kinderen met de publieke ruimte is bepalend voor de plaats die ze zichzelf daarin zullen geven: worden ze gezien als actieve of passieve gebruiker? Krijgen ze een centrale plek, of bewegen ze in de marge? Wie bepaalt er de spelregels?
De vrouwvriendelijke stad
Het is duidelijk: de inrichting van publieke ruimte is nooit neutraal. Om de ongelijkheid in stadsplanning aan te pakken, moet bij alle interventies in de publieke ruimte actief nagedacht worden over de impact ervan op zowel mannen als vrouwen. Dat is gender mainstreaming. Door een inclusief perspectief te hanteren, bouwen we aan een betere stad voor iedereen. De stad Wenen is een echte pionier op dat vlak en zet deze strategie al jarenlang in bij het ontwerpen en inrichten van de stad. Gender wordt er doorheen het hele proces in rekening gebracht. Het resultaat? Een stadslandschap waar iedereen baat bij heeft: parken en pleinen worden strategisch verlicht; sociale woningen zijn flexibel ontworpen voor diverse gezinssituaties; de trottoirs zijn breder voor ouders met kinderwagens, mensen met een beperking en ouderen; oversteekplaatsen zijn beschermd; en voetgangers krijgen een centrale plek in het mobiliteitsbeleid.
Daarnaast bleek uit een onderzoek van Garance vzw in Brussel dat vrouwen vragen naar een betere 'leesbaarheid' van de openbare ruimte: duidelijke straatnamen, wegwijsborden naar herkenbare plaatsen, heldere signalisatie in ondergrondse parkings en metrostations, en transparante bus- en tramhokjes. Net als het wegwerken van donkere, gesloten plekken, draagt dat bij tot een groter gevoel van veiligheid. Ook de toegankelijkheid van de publieke ruimte hoort bij een inclusief beleid: vlotte bereikbaarheid met het openbaar vervoer op alle tijdstippen van de dag en aanwezigheid van openbare toiletten voor mannen én vrouwen maken daar deel van uit.
In steden zien we de laatste jaren ook steeds meer burgerinitiatieven ontstaan: mensen komen zelf op voor hun noden op vlak van mobiliteit en inrichting van de publieke ruimte. En dat werpt z’n vruchten af. Dankzij de campagne ‘Meer vrouw op straat’, getrokken door radio- en tv-presentatrice Sofie Lemaire, verschenen wel 141 nieuwe vrouwennamen op de een of de andere manier in het straatbeeld van 8 Vlaamse steden. En ‘Picnic The Streets’, een burgercollectief, bezet sinds 2012 symbolische plaatsen in steden om er meer leefbaarheid en levenskwaliteit te eisen. Zo lagen ze aan de basis van het ontstaan van de 50 hectare grote voetgangerszone in hartje Brussel.
Kortom, het levert op om je stem te laten horen. En er is goed nieuws, want nu participatie het nieuwe buzzword is voor urban planners en besluitvormers, kan je ook als individu wegen op de planningsprocessen en de uiteindelijke beslissingen. In de onderzoeksfase van stedenbouwkundige projecten wordt nu vrij standaard tenminste de mening gevraagd van buurtbewoners, vaak via enquêtes, discussiemomenten, focusgroepen en ronde tafelgesprekken. Het besef groeit stilaan op alle niveaus dat het bij stedelijke planning van vitaal belang is om met de verschillende prioriteiten van verschillende mensen rekening te houden, als we ongelijkheden willen bestrijden in plaats van ze te versterken. We moeten dus elke kans grijpen om mee te werken aan een betere, meer gendergelijke inrichting van de publieke ruimte. Want die behoort ons uiteindelijk allemaal evenveel toe: jong of oud, wit of zwart, rijk of arm, man of vrouw.
Reactie toevoegen